Levert een financieel belang een spoedeisend belang op?
Levert een financieel belang een spoedeisend belang op?

Dit levert in principe geen spoedeisend belang op. De voorzieningenrechter overweegt onder meer: “Op grond van de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) vormt een financieel belang in de regel op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan anders zijn, indien aannemelijk is dat verzoeker zal komen te verkeren in een financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat het college over circa een maand een beslissing op het bezwaarschrift van verzoeker zal nemen. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat de gestelde verwering van de materialen zich vóór die beslissing op bezwaar al zal voordoen. Bovendien kan verzoeker in de tussentijd de constructie inpakken dan wel afdekken om deze zo veel mogelijk te beschermen.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft het gestelde spoedeisende belang daarom uitsluitend een financieel belang, namelijk het voorkomen van extra (bouw)kosten voor verzoeker. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg hiervan in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Als gevolg hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat schorsing van het bestreden besluit rechtvaardigt.”

 

Lees meer in de uitspraak ECLI:NL: RBZWB:2024:3432

Is er sprake van een aanvraag?
Is er sprake van een aanvraag?

Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek van eiser aan te merken als een aanvraag. Eiser benoemt in zijn verzoek enkele strijdigheden met o.a. het bestemmingsplan en wijst erop dat het pad niet voorkomt op stedenbouwkundige tekeningen die hij heeft geraadpleegd. Ook wijst hij erop dat het pad geen verkeersfunctie heeft. Eiser verzoekt – onder meer – om het pad te verwijderen of verplaatsen en dat verzoek moest door verweerder worden begrepen als een verzoek om handhaving. Dat is gericht op rechtsgevolg. Verder zet eiser in zijn brief uiteen dat hij al eerder contact heeft opgenomen met de gemeente om te komen tot een oplossing voor het voetpad en dat dit niet het gewenste resultaat heeft gehad.

De suggesties die eiser doet voor het verplaatsen van het voetpad, maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat het verzoek daarmee enkel op het uitlokken van een feitelijke handeling ziet. Hieruit volgt slechts dat eiser óók de gemeente in haar hoedanigheid van eigenaar heeft willen aanspreken. Het enkele feit dat verweerder het zelf in zijn macht heeft om als eigenaar al dan niet feitelijk het voetpad te verwijderen of te veranderen, leidt er niet toe dat het verzoek daarmee ook alleen op feitelijk handelen ziet. Lees meer via deze link of in de uitspraak ECLI:NL:RBZWB:2024:3426

Online gokken en de ingelegde bedragen daarvoor
Online gokken en de ingelegde bedragen daarvoor

Partijen verschillen van mening over de vraag of bij online-gokactiviteiten ook rekening gehouden moet worden met de bedragen die zijn ingelegd. Had het college in de situatie van eiseres moeten uitgaan van de winst van de gokactiviteiten in plaats van uitsluitend van de inkomsten?De rechtbank overweegt onder meer: Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) blijkt dat het inkomensbegrip dat in artikel 32 van de PW wordt gehanteerd afwijkt van het fiscale inkomensbegrip. Omdat het om een ander wettelijk inkomensbegrip gaat is in het kader van de bijstand bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen uit arbeid geen ruimte voor verrekening van verwervingskosten.

 

Nadere uitwerking bestendige lijn
In de uitspraken van 4 april 2023 heeft de Raad de bestendige lijn nader uitgewerkt door te oordelen dat de bijstandsgerechtigde voortaan aan de hand van pinopnames in een gokinstelling de omvang van de door hem verrichte gokactiviteiten en daarmee de verkregen bedragen aannemelijk kan maken. Uitgangspunt in deze uitspraken is dat de bijstandsgerechtigde zich beziggehouden heeft met gokken in een gokinstelling (casino) en geen verifieerbare administratie of boekhouding heeft bijgehouden van de uitgegeven en ontvangen bedragen. De Raad oordeelt, onder verwijzing naar de Marktscan kansspelen van 2022 zoals gepubliceerd door de Kansspelautoriteit, dat het recht op bijstand kan worden vastgesteld omdat de met gokken in een casino ontvangen bedragen gemiddeld genomen niet hoger zijn dan 100% van de ingelegde bedragen.

 

Maatschappelijke ontwikkelingen
Allereerst is sprake van een veranderd maatschappelijk discours over de verhouding tussen overheid en burgers, onder meer waar het gaat over de herziening van besluiten en de terugvordering van toeslagen en uitkeringen. Sinds enkele jaren is een ontwikkeling gaande waarbij de relatie tussen uitvoeringsinstanties en kwetsbare of gedupeerde burgers anders wordt vormgegeven. Deze veranderde houding van de overheid is naar het oordeel van de rechtbank temeer noodzakelijk in situaties waarin burgers (langdurig) aangewezen zijn op een inkomen op het sociaal minimum. Anders dan in het verleden wordt thans van de overheid verwacht om bij het voorkomen van fraude en misbruik van toelagen of uitkeringen nadrukkelijk rekening te houden met de positie van de betrokken burger en minder rigide te zijn in de maatregelen die zien op herziening, terugvordering en boeteoplegging. De rechtbank beziet de beroepen van eiseres tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen. Voorts is van belang dat in de situatie van eiseres geen sprake is van gokken in een casino. Eiseres heeft zich via een tweetal accounts beziggehouden met online gokken. Bovendien is door eiseres een volledige en verifieerbare administratie overgelegd, aan de hand waarvan vastgesteld kan worden welke bedragen door haar zijn ingezet, welke bedragen zijn gewonnen of verloren en in hoeverre de gewonnen bedragen eventueel opnieuw zijn ingezet.

 

Verwervingskosten en kosten voor inleg
De rechtbank stelt vast dat verwervingskosten een korting zijn op het loon waarover belasting moet worden betaald. De korting is (in beginsel) gerelateerd aan het verrichten van arbeid in loondienst. Het gaat hierbij enerzijds om kosten die gemaakt worden om het beroep te kunnen uitoefenen en anderzijds om kosten die het gevolg zijn van het verwerven of aanvaarden van werk.

Hoewel uit de vaste jurisprudentie van de Raad blijkt dat de Raad oordeelt dat de ingelegde bedragen bij het gokken gelijk te stellen zijn met de verwervingskosten bij inkomen uit arbeid, wordt dit in de uitspraken van de Raad niet uitvoerig gemotiveerd. Gelet op deze constatering en de ontwikkelingen zoals weergegeven is de rechtbank van oordeel dat de bestendige lijn van de Raad in de situatie van eiseres niet gevolgd kan worden.

De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

Om de inleg voor het online gokken te kunnen gelijkstellen met verwervingskosten, moet sprake zijn van kosten die worden gemaakt om het beroep te kunnen uitoefenen of van kosten die het gevolg zijn van het aanvaarden van werk. De laatste categorie doet zich voor in de situatie waarin er reeds sprake is van werk of inkomen, waarbij in rechtstreekse relatie tot dat werk of inkomen kosten worden gemaakt. Dat is bij de inleg voor gokken echter (nog) niet het geval. De inleg gaat immers aan de (eventuele) inkomsten vooraf. De eerste categorie kan zich zowel voordoen in de situatie waarin er reeds sprake is van werk of inkomen, als in de situatie voorafgaand aan het werk of inkomen. Er worden kosten gemaakt om het beroep te kunnen uitoefenen, zoals bijvoorbeeld de reiskosten voor het woon-werkverkeer. Derhalve ligt de vraag voor of de bedragen die bij het gokken worden ingelegd gelijk te stellen zijn met kosten die worden gemaakt om het inkomen te kunnen verwerven.

 

De rechtbank stelt vast dat deze vraag niet zonder meer bevestigend kan worden beantwoord. Op het moment van de inleg voor gokken is immers (nog) geen sprake van inkomen. Er is zelfs een grote mate van onzekerheid of de inleg überhaupt tot opbrengst zal leiden. Aldus is bij de inleg voor gokken naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van verwervingskosten om een (onzeker) inkomen te verwerven, maar van een uitgave die betrokkene doet en waarbij hij een kans koopt op een opbrengst.

 

Inleg in mindering brengen op inkomsten
In de situatie van eiseres heeft het college niet het resultaat van haar gokactiviteiten aangemerkt als vrij besteedbaar inkomen, maar is uitsluitend rekening gehouden met de opbrengsten van het gokken. Door geen rekening te houden met de bedragen die in de bestreden perioden zijn ingelegd, leidt de vaststelling van de hoogte van het vrij besteedbaar inkomen in de individuele situatie van eiseres tot een onjuiste uitkomst. Op basis van de sluitende administratie van eiseres kan immers een exacte berekening worden gemaakt op basis waarvan door het college kan worden nagegaan of in de specifieke, individuele situatie van eiseres meer of juist minder dan 100% van de ingelegde bedragen is ontvangen uit de gokactiviteiten. De rechtbank vindt hiervoor steun in de jurisprudentie van de Raad.

 

Uit het voorgaande volgt dat het college de herziening en intrekking van de bijstand niet louter heeft kunnen baseren op de schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot de gokinkomsten. De in de bestreden perioden door eiseres ingelegde bedragen moeten in mindering gebracht worden op de in die periode verkregen inkomsten. Lees meer in de uitspraak ECLI:NL:RBNNE:2024:711

Huisvestigingslocatie voor maximaal 500 arbeidsmigranten
Huisvestigingslocatie voor maximaal 500 arbeidsmigranten

Omwonenden hebben beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning. Is voldoende geborgd dat de huisvesting van arbeidsmigranten niet ten koste gaat van de kwaliteit van de leefomgeving, de veiligheid en de gezondheid en staat vast dat de omgeving voldoende draagkracht heeft?

 

De rechter overweegt onder meer: "Aanvaardbaarheid van de verhouding tussen arbeidsmigranten (of andere groepen met doorgaans een ander levensritme dan de overige bewoners van een bepaald gebied) hangt af van de omstandigheden van het geval. In dit geval is 24-uurstoezicht voldoende geregeld maar een aantal andere zaken niet. Zo hebben omwonenden geen mogelijkheden om vergunninghoudster te dwingen om toe te zien op naleving van de huisregels.

Een omgevingsvergunning voor de grootschalige huisvesting van arbeidsmigranten op deze locatie hoeft niet ten koste te gaan van de kwaliteit van de leefomgeving, de veiligheid en de gezondheid maar de huidige voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten wel worden verbeterd. Daarmee staat ook onvoldoende vast of wordt voldaan aan het toepasselijke beleid."

 

De rechtbank zal het college de gelegenheid geven om deze gebreken te herstellen en treft de voorlopige voorziening dat wel gebruik mag worden gemaakt van de vergunning onder aanvullende voorwaarden." Lees meer in de uitspraak ECLI:NL:RBOBR:2024:2258

Sluiting woning vlogger, op grond van 174a Gemeentewet
Sluiting woning vlogger, op grond van 174a Gemeentewet

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Er is sprake van een ernstige verstoring van de openbare orde waarbij de periode van drie weken nodig is om te zien met welke middelen de openbare orde weer kan worden hersteld. De sluiting is onder deze omstandigheden noodzakelijk. In de gegeven omstandigheden heeft de burgemeester het algemene belang van de handhaving van de openbare orde en de veiligheid zwaarder mogen laten wegen dat de belangen van verzoeker om terug te keren naar zijn woning. Daarbij is van belang dat de burgemeester op zitting heeft aangegeven verzoeker te willen helpen bij het verkrijgen van tijdelijk onderdak. In de uitspraak overweegt de voorzieningenrechter onder meer:

"Voor verzoeker geldt dat hij eerder is bedreigd en dat er eerdere incidenten hebben plaatsgevonden en dat dit (mede) verband houdt met zijn online uitingen op het internet. Dat de bestuurlijke rapportage enkel gebaseerd zou zijn op aannames en speculaties kan de voorzieningenrechter dan ook niet volgen. Verzoeker dacht in eerste instantie ook dat hij doelwit was van deze explosie. Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester, in deze fase van het onderzoek, mogen aannemen dat het neerleggen van het explosief en de daarop gevolgde explosie voor verzoeker was bedoeld en dat niet uitgesloten kan worden dat de openbare orde rondom de woning opnieuw wordt verstoord. Ook omdat verzoeker aangeeft dat hij zijn online werkzaamheden voortzet." Lees meer in de uitspraak ECLI:NL:RBMNE:2024:3190

Zero-emissiezones
Zero-emissiezones

In het klimaatakkoord is onder meer afgesproken om zero-emissiezones in te stellen voor vracht-en bestelauto's. Het doel is om met ingang van 2025 in 30 tot 40 steden een zero-emissiezone in te stellen. Het is vooralsnog aan gemeenten zelf om te bepalen om een dergelijke zone in te voeren. Mocht dit niet tijdig gebeuren kan de rijksoverheid dit verplichten in 30 tot 40 steden. Inmiddels hebben 30 gemeenten en Schiphol besloten een dergelijke zone in te voeren (deels in 2025 en deels in 2026-2028).

In het hoofdlijnenakkoord wordt nu gesteld, dat bezien moet worden hoe het instellen van zero-emissiezones kan worden uitgesteld, onder andere om uitzonderingen voor bijvoorbeeld ondernemers landelijk te kunnen standaardiseren. Gemeenten keren zich hiertegen omdat uitstel juist in het nadeel van ondernemers zou zijn. https://vng.nl/nieuws/gemeenten-willen-invoering-zero-emissiezones-niet-uitstellen