Ja, dit kan. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep. Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:CRVB:2024:42
In dit geval is de Centrale Raad van oordeel, dat het bezwaar tijdig is ingediend.
De volgende overwegingen leiden tot deze conclusie: “Dat appellante het bezwaarschrift per post heeft verzonden staat niet ter discussie. Appellante heeft verder aannemelijk gemaakt dat zij het bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn ter post heeft bezorgd. Appellante en haar echtgenoot hebben hierover consistent en gedetailleerd verklaard. Daar staat tegenover dat het Uwv de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden, niet heeft bewaard, waardoor de datum van het poststempel en daarmee
de aanbieding ter post niet kan worden vastgesteld.
Vertraging in de postbezorging in de drukke decembermaand is niet ongebruikelijk terwijl daarnaast ten tijde van verzending ook in verband met de coronapandemie extra drukte werd ondervonden bij de postdienst. Deze omstandigheden, waarop appellante geen invloed kan uitoefenen, mogen niet ten nadele van haar strekken.”
Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:CRVB:2023:2523
Het college van burgemeester en wethouders heeft een vergunning aanvankelijk verleend, maar na bezwaren van omwonenden alsnog geweigerd. Dit laatste besluit heeft het college genomen, terwijl er een bezwaarprocedure liep tegen het eerste besluit. Hiermee is twee keer op dezelfde aanvraag beslist. Mag dit? Nee, twee keer beslissen op dezelfde aanvraag mag niet. In dit geval was het eerdere besluit niet ingetrokken.
De Afdeling overweegt onder meer: Het college heeft door te doen wat het heeft gedaan tweemaal op de aanvraag beslist, wat niet is toegestaan. Het college heeft immers met het besluit van (...) beslist op de aanvraag en daarna nogmaals op dezelfde aanvraag beslist met het besluit van (...). Voor zover het college ervan uitging dat het met het tweede besluit het eerdere besluit heeft ingetrokken, volgt dat niet uit het besluit van (...). Daar staat onder ‘besluit’: "Burgemeester en wethouders besluiten op grond van artikel 2.10 van de Wabo de gevraagde vergunning voor de activiteit "Bouwen" voor het bouwen van verblijven voor arbeidsmigranten op het adres (...) te America te weigeren.".
Daarnaast kan het college ook niet met toepassing van artikel 3.10 van de Wabo een eerder met de reguliere procedure verleende vergunning intrekken. Artikel 3.10 van de Wabo is namelijk een procedurele bepaling die bepaalt wanneer de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is bij een activiteit in strijd met het bestemmingsplan en in dat systeem past niet dat daarbij ook nog een ander besluit wordt ingetrokken.
Het college had naar aanleiding van het ingediende bezwaar een besluit op het bezwaar moeten nemen waarbij het college het bezwaar gegrond verklaart en het eerste besluit herroept en aansluitend de uniforme openbare voorbereidingsprocedure moeten starten, voordat het een nieuw besluit op de aanvraag kon nemen. Omdat het college dat niet gedaan heeft, heeft het in strijd met artikel 7:11 van de Awb gehandeld.
Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:RVS:2023:4758
Betrokkene geeft aan dat een indicatie voor “slechts” 1 jaar en het regelwerk bij een nieuwe melding haar teveel stress oplevert en daarmee haar gezondheid schaadt. Zij verzoekt een indicatie voor 5 jaar. Levert een indicatie voor een jaar in deze strijd op met het evenredigheidsbeginsel?
De duur levert in dit geval geen strijd op het met evenredigheidsbeginsel. Dit komt omdat de situatie van betrokkene niet stabiel is. Niet duidelijk is of de extra uren die zijn geindiceerd voor een langere periode nodig zijn.
De rechtbank overweegt onder meer: “Eiseres en het college zijn het erover eens dat bij het vaststellen van de duur van de huishoudelijke hulp het college niet gebonden is door een specifieke wettelijke verplichting. Ook bestaan geen beleidsregels die hierin richting geven. Wel is het college gebonden aan het evenredigheidsbeginsel: de nadelige gevolgen van het besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De rechtbank toetst hier enigszins terughoudend omdat het gaat om een begunstigend primair besluit en omdat er geen sprake is van aantasting van de fundamentele rechten van eiseres. Hoewel eiseres ter zitting aanvoert dat het na een jaar opnieuw moeten aanvragen van de maatwerkvoorziening haar gezondheid schaadt, maakt eiseres niet aannemelijk dat deze schade aan haar gezondheid het niveau heeft van een inbreuk op haar recht op gezondheid. De rechtbank stelt vast dat eiseres veel zorg draagt voor haar chronisch zieke kinderen en dat ze hierdoor belasting en stress ervaart. Ook ervaart eiseres belasting en stress wanneer ze een voorziening (opnieuw) aanvraagt. De ratio van het evenredigheidsbeginsel is echter niet het tegengaan van alle nadelige gevolg van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodige nadelige gevolgen.
Het doel dat het college nastreeft met het bestreden besluit is toekenning van een maatwerkvoorziening die afgestemd is op de eigen mogelijkheden en behoeftes van eiseres. Met de toegekende huishoudelijke hulp heeft het college méér minuten aan ondersteuning toegekend dan gebruikelijk. Dit om eiseres zodanig te ontlasten dat haar belastbaarheid weer toeneemt. Ook heeft het college met dit doel individuele begeleiding toegekend aan eiseres. Het college is daarom van plan om na deze periode het effect van deze voorzieningen te evalueren door onder andere een medisch onderzoek te verrichten om de fysieke en mentale belastbaarheid van eiseres vast te stellen.
De rechtbank oordeelt, dat het college de periode van een jaar redelijkerwijs geschikt en noodzakelijk heeft mogen vinden om het hierboven omgeschreven doel te bereiken. Het betoog van eiseres dat het college een minder belastende manier had moeten kiezen om het doel te bereiken, treft geen doel. Het voorstel van eiseres om na een jaar een informeel gesprek te houden is geen geschikt middel om deugdelijk te onderzoeken hoe het zit met de fysieke en mentale belastbaarheid van eiseres. Bij het college werken namelijk geen artsen, dus de medewerkers van het college kunnen niet zelf een oordeel geven over de medische situatie van eiseres. Daarom is een medisch onderzoek nodig. Tot slot moeten de nadelige gevolgen van het besluit voor eiseres worden afgewogen tegen de daarmee te dienen doelen. Zonder af te doen aan de stress en belasting die eiseres zonder twijfel ervaart, oordeelt de rechtbank dat deze stress en belasting in redelijke verhouding staan tot het doel van een maatwerkvoorziening die is afgestemd op de feitelijke situatie en omstandigheden van eiseres en haar eigen mogelijkheden en behoeftes. Het bereiken van dit doel brengt automatisch regelwerk aan de kant van eiseres met zich mee. Dit mag het college ook van eiseres verwachten.”
Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:RBMNE:2023:6450
Wat wordt bij een belangenafweging zo al meegenomen? Wanneer kan in redelijkheid de omgevingsvergunning worden verleend?
De rechtbank overweegt onder meer: ‘Dat het college in redelijkheid het belang van vergunninghouder bij het kappen van de bomen zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang bij behoud van de bomen. De belangen die zijn opgenomen in het Gemeentelijk Groenbeleidsplan zijn meegewogen, net als de belangen van de leefbaarheid en het milieu, naast andere maatschappelijke belangen.
Het college heeft in zijn belangenafweging ook de herplant mogen meewegen. De omgevingsvergunning is immers verleend onder oplegging van een herplantplicht. Het college heeft het gewicht van deze herplant binnen de gemaakte afweging voldoende duidelijk gemaakt.”
Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:RBMNE:2024:13