Bankafschriften opgevraagd over te lange periode
Bankafschriften opgevraagd over te lange periode

De rechtbank vindt dat in dit geval het opvragen van bankafschriften over een periode van drie maanden voldoende zou zijn geweest. Verder overweegt de rechtbank het volgende.

 

“Op de zitting heeft het college bevestigd dat het volgens haar niet nodig was om de bankafschriften over alle negentien maanden op te vragen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee de onrechtmatigheid van het opvragen van de bankafschriften over in ieder geval zestien maanden vaststaat. 

Het onnodig opvragen van bankafschriften door het college vormt een inbreuk op het recht van eiser op respect voor zijn privéleven als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een lichte inbreuk en ziet hierin aanleiding om het college te veroordelen tot het vergoeden van door eiser geleden immateriële schade tot een bedrag van € 100,-.”

 

Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2023:5656

Wetsvoorstel handhaving sociale zekerheid, commentaar Raad voor de Rechtspraak
Wetsvoorstel handhaving sociale zekerheid, commentaar Raad voor de Rechtspraak

De Centrale Raad van Beroep gaf eerder onder meer aan dat niet duidelijk wordt waarom het huidige stelsel van maatregelen en boetes niet meer voldoet. Ook stelde de CRvB vragen over nut en noodzaak van een bestuurlijke boete en of het wel wenselijk is dat een uitvoeringsinstantie verantwoordelijk is voor zowel het verstrekken als het handhaven van uitkeringen.

 

De Raad voor de Rechtspraak geeft in aanvulling daarop aan dat de terugvordering van te veel ontvangen bedragen aan uitkering of onterecht verstrekte uitkeringen niet in het wetsvoorstel is opgenomen. Dat is opmerkelijk, omdat terugvorderen wel wordt gezien als een belangrijk onderdeel van handhaving. Dit onderwerp wordt geregeld in een ander (initiatief)wetsvoorstel, namelijk het wetsvoorstel Maatwerk bij terugvordering. Dat er op het terrein van sociale zekerheid verschillende wetsvoorstellen worden gepresenteerd die passen in de wens om meer 'menselijke maat' te hanteren bij uitvoering van wetgeving, juicht de Raad toe. Maar het grotere geheel is onvoldoende in beeld en bestaande regelgeving is uit het oog verloren. 

Ook vraagt de Raad zich af of deze wetsvoorstellen niet beter in één voorstel kunnen worden opgenomen. Tot slot heeft de Raad ook aarzelingen over het zogenoemde toelichtingsgesprek dat in het wetsvoorstel wordt voorgesteld. Voordat een uitvoeringsorganisatie een besluit neemt over het opleggen van een sanctie, wordt de betrokkene uitgenodigd voor een toelichtingsgesprek. In het wetsvoorstel geldt een uitzondering voor boetes onder de 340 euro, vermoedelijk ingegeven omdat een toelichting bij een 'laag' bedrag niet nodig is. Alleen: voor iemand in de bijstand is dit doorgaans een hoog, mogelijk niet op te hoesten bedrag. Bovendien is een gesprek van belang om geschillen te voorkomen en bij te dragen aan vertrouwen in de overheid. Wat de Raad betreft zou er een plicht voor uitvoeringsorganisaties moeten zijn om uitkeringsgerechtigden vooraf actief en zorgvuldig voor te lichten over hun rechten en plichten. Zo kan voorkomen worden dat uitkeringsgerechtigden hun verplichtingen niet nakomen, en is ook een toelichtingsgesprek achteraf niet nodig.

Lees het hele advies

Hulphond bij autisme, passende maatwerkvoorziening via de Wmo?
Hulphond bij autisme, passende maatwerkvoorziening via de Wmo?

In het verleden heeft de Centrale Raad van Beroep bepaalt dat er een mogelijkheid is om een (opleiding voor een) hulphond als maatwerkvoorziening via de Wmo toe te kennen. De hulphond moet dan een passende voorziening zijn en er moet geen andere passende voorziening, in bijvoorbeeld de vorm van individuele begeleiding, beschikbaar zijn. In dit geval werd de opleiding voor een hulphond aangevraagd. Is het hoger beroep gegrond?

 

“Het betoog dat het college geen passende bijdrage heeft geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van betrokkene, slaagt evenmin. De Raad stelt voorop dat het aan het college is om, uitgaande van de vastgestelde problemen in de zelfredzaamheid en participatie en waar mogelijk rekening houdend met de redelijke wensen van de aanvrager, te besluiten op welke wijze wordt voorzien in een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid of participatie als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. In dit geval heeft het college aan betrokkene, naast de hulp die haar ouders bieden, maatwerkvoorzieningen verstrekt in de vorm van dagbesteding en ambulante begeleiding.

Deze maatwerkvoorzieningen zijn bedoeld voor het verbeteren van de zelfredzaamheid en participatie van betrokkene. Gelet op de adviezen genoemd onder 1.2, 1.5 en 1.6 kon het college ten tijde van het bestreden besluit oordelen dat de reeds verstrekte maatwerkvoorzieningen passend waren en dat er onvoldoende aanleiding was om daarnaast ook de gewenste maatwerkvoorziening van de kosten van de opleiding van een hulphond te verstrekken. De in hoger beroep overgelegde verklaringen van de ambulant begeleider en de moeder van appellante over de ontwikkeling die appellante inmiddels heeft doorgemaakt en de rol die de hond van appellante daarbij heeft gespeeld, maken dit niet anders.”

Lees meer in de uitspraak:ECLI:NL:CRVB:2023:2074

Studenten uitgesloten als groep voor energietoeslag
Studenten uitgesloten als groep voor energietoeslag

Door middel van de gemeentelijke beleidsregel (overeenkomstig de landelijke richtlijnen) komen studenten niet in aanmerking voor de energietoeslag. Wat vindt de rechtbank Noord-Holland?

 

Om categoriale verstrekking van de energietoeslag 2022 mogelijk te maken is artikel 35 van de Pw (tijdelijk) gewijzigd. Met deze wijziging is aan gemeenten de bevoegdheid gegeven om (tot en met 30 juni 2023) een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Verweerder heeft zich met de Beleidsregels aangesloten bij de landelijke richtlijnen, namelijk de Handreiking eenmalige energietoeslag 2022 (Handreiking). De Handreiking is samengesteld door Stimulansz in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. In die Handreiking wordt, onder verwijzing naar de memorie van toelichting bij de wijziging van artikel 35 van de Pw (hierna: de memorie van toelichting), geadviseerd om de groep studenten uit te sluiten van het recht op een eenmalige energietoeslag, omdat hun woonsituatie zeer divers is, ook voor wat betreft de energiekosten en -rekening. Een categoriaal verstrekte energietoeslag wordt daarom voor deze groep minder geschikt geacht.

Maatwerk is volgens verweerder praktisch niet haalbaar. Vanwege deze diversiteit vindt verweerder voor de groep studenten die geraakt zijn door de energieprijzen de individuele bijzondere bijstand een redelijk alternatief.

 

De rechtbank sluit aan bij de uitspraken van andere rechtbanken in vergelijkbare zaken. In die uitspraken oordeelden die rechtbanken, kort gezegd, dat studenten als groep niet mogen worden uitgesloten van de eenmalige categoriaal te verstrekken energietoeslag 2022. Het uitsluiten van de groep studenten van de energietoeslag levert een ongerechtvaardigd onderscheid op. De rechtbank komt hier tot hetzelfde oordeel. Niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen is per definitie verboden. Er is alleen sprake van ongeoorloofde discriminatie wanneer een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor een ongelijke behandeling ontbreekt. Een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is wel toelaatbaar als daarmee een legitiem doel wordt nagestreefd en er een proportionele verhouding bestaat tussen dat doel en het gemaakte onderscheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat voor het gemaakte onderscheid een redelijke en objectieve rechtvaardiging aanwezig is.

 

Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:RBNHO:2023:10939

Dwangsom wegens verdovende middelen, beroep op evenredigheidsbeginsel en ne bis in idem-beginsel
Dwangsom wegens verdovende middelen, beroep op evenredigheidsbeginsel en ne bis in idem-beginsel

De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de burgemeester het evenredigheidbeginsel heeft geschonden. Zoals de rechtbank ook al heeft aangegeven, bevat het bestreden besluit een belangenafweging ten aanzien van het belang van de burgemeester bij het voorkomen van verstoringen van de openbare orde en het belang van betrokkene en staat het hem nog steeds vrij zijn familie en vrienden in Zandvoort te bezoeken en zich in Zandvoort op te houden. Er is geen sprake van inperking van zijn grondrechten. Voor zover betrokkene stelt dat sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel voor zaken waar ook een strafrechtelijke procedure wordt ingezet, oordeelt de Afdeling als volgt. Het ne bis in idem-beginsel behelst een verbod op dubbele bestraffing. Dit betekent dat er niet twee punitieve sancties mogen worden opgelegd voor één overtreding. Het doel van de last onder dwangsom is in dit geval het voorkomen van herhaling van de overtreding van artikel 2:74, eerste lid, van de APV.

Als betrokkene niet opnieuw de overtreding begaat, verbeurt hij ook geen dwangsom. Hij heeft dit daarom zelf in de hand. De last onder dwangsom heeft daarmee niet als doel om hem leed toe te brengen, maar om herhaling van de overtreding te voorkomen. Het gaat hier dan ook niet om een punitieve sanctie. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4039) maakt de omstandigheid dat in dit soort gevallen strafrechtelijk kan worden opgetreden, niet dat niet ook een last onder dwangsom kan worden opgelegd. De burgemeester heeft toegelicht dat de handel in verdovende middelen leidt tot verstoring van de openbare orde en aantasting van de veiligheid en leefbaarheid van de bewoners in Zandvoort. Met de last wil de burgemeester dit soort praktijken in de gemeente voorkomen dan wel terugdringen. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding staat tot het ermee te dienen doel.

 

Lees meer in de uitspraak: ECLI:NL:RVS:2023:3836

Nieuwe normen windturbines
Nieuwe normen windturbines

Er zijn nieuwe landelijke milieunormen ontwikkeld voor windturbines. Het gaat om nieuwe regels (opgesteld door Arcadis) voor geluid, veiligheid, slagschaduw en afstand van grote en kleine windturbines. Gemeenten, provincies en andere belanghebbenden kunnen tot 22 november 2023 reageren op de conceptplannen.